Auteur: Arend Arends |
Versie: 30 juli 2014 |
Volgens het Register van Nieuwe Huizen woont Jan Timmer in 1742 een huis van R. en L. Bavinge. In 1646 woonde Willem Gerrits hier. Hij wordt in 1646 enige plaatsen voor de eigenaar van huis 121 vermeld en huurt land van Jan Willinge. In 1654 is Warmelt Staals de bewoner, terwijl het huis en het land eigendom zijn van Jan Willlinge. In 1672 wordt Barelt Willems vermeld met 2 paarden na Jan Hiddinge van het vorige huis. In de periode 1691-1695 Christoffer Jansen ook met twee paarden.
In 1701 betaalt Stoffer Jans voor het beste laken over Jantien Hindriks. In 1703 betalen de erfgenamen van Jantien Hindriks en haar ex-man Stoffer Jans, die inmiddels ook is overleden, 50 gld. die zij bij testament hadden nagelaten aan de armen. Pas in 1712 betalen Jantien Jans en Jan Harmens, beiden te Peize, de 40ste penning van 200 gld., zijnde de erfenis van Christoffer Jansen. Zij zijn dus kinderloos overleden.
Jan Timmer woont hier ook in 1754, Hij wordt dan nog vermeld na de bewoner van huis 129, vanaf 1804 worden de bewoners van dit huis het eerst vermeld.
Jan Timmer trouwt omstreeks 1740 met Marchien Geerts. Hij wordt in 1779 begraven. Waar hij in de tussentijd heeft gewoond is niet duidelijk.
Kinderen:
- Grietien Jans Timmer trouwt in 1775 met Geert Jans Jonkman,
zie 122.
- Derk Jans Timmer trouwt in 1785 met Lammegien Jannes, dochter van
Hinderkien Jannes, zie 143. In 1758 klaagt Jannes Jannes wegens zijn dochter
Hindrikje Jannes Roelof Willems aan wegens verbroken trouwbeloften. Hij zou de
vader zijn van haar dochter, zie 148 en 149.
- Hindrik Jans Timmer trouwt in
1769 met Avien Jans, wduwe van Gerrit Eleveld, zie 82 en 114.
- Hinderkien
Jans Timmer trouwt omstreeks 1774 met Geert Hindriks Timmer, zie 57.
-
Harmtien, in 1758 begraven als Jan Timmers Harmtijn. Aanname dat zij een dochter
is.
Het Haardstedenregister vermeldt vervolgens na Hindrik Ebbinge op 129 in 1774 Jan Schuiringe, carspelsoldaat, in 1784 Jan Roelfs, in 1794 Willem Jans en vrouw, arm, oude lieden zonder aanslag en in 1794 Gerrit Jans. In 1797 is hij 42 jaar, arbeider, gehuwd met 2 kinderen. Willem Jans is mogelijk de Willem Jansen die eerder in huis 30 woont.
Gerrit Jans is vermoedelijk Gerrit Jans Alfing, geboren in 1759 in Roden als zoon van Jan Gerrits Alfing en Fennegien Jacobs. Zijn moeder is mogelijk afkomstig uit Roderwolde. Hij trouwt in 1786 in Peize met Jantje Jannes Smit uit Eelde en in 1796 met Grietje Jans Leffers uit Donderen, een zuster van Engelina Jans Leffers, zie 126. Zoon Jan Gerrits Alving uit het eerste huwelijk trouwt in 1811 met Aaltien Berends Enting uit Donderen en woont in 1813 in huis 79.
Eigenaar in 1807 is E.W. Lubberts, predikant te Wehe, getrouwd met Marchien Gelmers, eerder getrouwd met Jan Hemsing Bavinge. Het huis wordt bewoond door Koop Geerts, dekker.
Koop Geerts Dekker is een zoon van Geert Jacobs Dekker en Jantien Koops, zie 30. Hij trouwt in 1801 met Dekien Fridsigers Tuinman, dochter van Fridsiger Jans Tuinman en Trientien Jenes, zie. Koop Geerts Dekker overlijdt in 1808. Zijn weduwe wordt in 1813 vermeld als Diekje, wed. Koop Geerts Koops aan het eind van de lijst. Zij hertrouwt in 1825 met Roelof Stevens Brink.
In 1813 woont Bareld Jans Talens in het huis. Hij is een zoon van Jan Arends Talens en Hillechien Alberts, zie 113 en trouwt in 1805 met Jantien Lucas uit Roden en in 1822 met Marchien Luichies Kregel.
In 1817 verkopen de eigenaren hun bezittingen in Peize op een publieke verkoping, waarbij Hilbrand Jans, arbeider, eigenaar wordt van het huis nr. 128 voor 321 gld. Het huis grenst ten oosten aan Roelf Karsten en anderen (vermoedelijk landerijen), zie 119, ten zuiden aan de steeg, ten westen aan de weg en ten noorden aan de weduwe van Luink Luinge (huis 131). Berend Ensing treedt op als borg. Het huis wordt op dat moment bewoond door Harm Geerts.
In 1832 is Hilbrand Jans Staal eigenaar van het huis op de hoek van de Groningerweg en de Hoppekampweg noordzijde.
Hilbrand Jans Staal is een zoon van Jan Floris Staal en Aafien Garbrands, zie 132. Hij trouwt in 1803 met Dina Jans Takens uit Haren.
Hilbrand Jans Staal woont daarvoor in huis 134, in 1807 eigendom van Berend Ensing. Hij woont in dit huis in 1825 en in 1850 wordt zijn weduwe Dina Takens nog vermeld, die in hetzelfde jaar is overleden. De twee kinderen zijn al eerder overleden.
Bij de verdeling van de Peizer marke in 1578 hebben de Hiddinges 2 waardelen.
In 1630 wordt genoemd Lutjen Hiddinge en zoon, beiden een vol erf.
In 1654 komt voor Jan Hiddinge. In het Haardstedenregister van 1672 wordt hij vermeld met 4 paarden. Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 is Steven Ebbinge dan eigenaar van een huis dat in 1646 toebehoorde aan Jan Hiddinge.
Jan Hiddinge is getrouwd met Jantien Schuiringe. In 1682 is er een proces voor de Etstoel met als eisers Jantien Schuiringe, weduwe Jan Hiddinge voor haar en voor haar onmondige dochter Roeloffien Hiddinge en Frerick Ebbinge namens zijn vrouw tegen Jan Luinge wegens het kappen van bomen.
Dochter Gesien Hiddinge trouwt omstreeks 1680 met Frerik Ebbinge, zoon van Wicher Ebbinge en Roelfien Willems, zie 24.
Dochter Roelfien Hiddinge trouwt omstreeks 1685 met Hindrik Ebbinge, zoon van Frerik Ebbinge en Aaltien Wolters. Hindrik Ebbinge overlijdt in 1702 en Roelfien Hiddinge omstreeks 1713. We kunnen dit volgen omdat zij een lening hebben bij de armenkas van Peize, waarvan de jaarlijkse rentebetalingen worden vermeld bij de ontvangsten. In 1711 wordt de laatste betaling van Roelfien Hiddinge genoteerd en in 1715 betaalt Allert Ebbinge 4 jaar rente als hoofdmomber over Jesina Ebbinge. Allert Ebbinge is een broer van Hindrik Ebbinge. Kleinkinderen van Frerik Ebinge en Aaltien Wolters zijn in 1769 mede-erfgenaam van Johanna Wolters, dochter van Wolter Allerts, schulte van Peize van 1671 tot 1695 en Henderika Kiers ten Berge. Aaltien Wolters is een halfzuster van Henderika Kiers ten Berge.
Hindrik Ebbinge wordt in het Haardstedenregister vermeld in de periode 1691-1695 met 4 paarden.
Hindrik Ebbinge en Roelfien Hiddinge hebben vier dochters, waarvan Trijntien al in 1706 overlijdt (aangifte collaterale successie).
Dochter Jantien Ebbinge trouwt in 1708 met Steven Ebbinge, zoon van Bartelt Ebbinge en Hillechien Willems, zie 81 en blijft in het huis wonen, zie hieronder.
Dochter Gesien Ebbinge trouwt in 1710 met Otto Lunsche van de Horst, in 1715 in Peize met Roelof Luinge, brouwer in Groningen en zoon van de verwalter schulte Roelof Luinge en Arentien Roelofs, zie 66. In 1718 hertrouwt zij in Groningen met Jacobus Hartgers. Dit echtpaar keert later terug naar Peize. Uit het tweede huwelijk worden de kinderen Roelof en Roelina Luinge geboren. Roelina trouwt in 1738 in Groningen met Albert Bosch, die in 1769 een proces voert om het recht van representatie van Roelina als plaatsvervangster van haar moeder Gesien Ebbinge bij de verdeling van de erfenis van Johanna Wolters te bedingen. Zij erfde overigens al via haar vader en de eis om een dubbele portie te krijgen wordt afgewezen. In de uitspraak wordt bepaald dat iedere erfgenaam 1/12 deel krijgt, maar indien de kinderen van Jantien Ebbinge ook aanspraak maken, dit 1/13 deel wordt.
De jongste dochter is Jesina Ebbinge. Zij trouwt in 1723 in Groningen met Jannes Hogenberg en in 1741 met Luitien Allies Haverkam.
Steven Ebbinge is als zwager getuige bij het huwelijkscontract van Gesien Ebbinge in 1715 zoals blijkt in bovengenoemd proces. Jacobus Hartgers treedt als zwager op bij het huwelijk van Jesina. Een zuster van Hindrik Ebbinge, Jeichien Ebbinge, getrouwd met Gerrit Roelofs en met Albert Schuiringe Lunsche heeft eveneens een dochter Jesina.
Steven Ebbinge wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1742 met 3 paarden. Hij overlijdt in 1750.
Kinderen van Steven Ebbinge en Jantien Ebbinge:
- Trientien Ebbinge trouwt
in 1744 met Koenraad Barelds (Bakker), zoon van Barelt Conraads en Jantje
Ebbinge, zie 101.
-
Barteld Ebbinge trouwt eveneens in 1744 met Alina Ebbinge, dochter van Allert
Ebbinge en Hillechien Bavinge, zie 69, waar zij ook gaan wonen.
- Hindrik
Ebbinge, die vanaf 1754 wordt vermeld in het Haardstedenregister, zie hieronder.
Zowel Koenraad Barelds, Hindrik Ebbinge en Barteld Ebbinge worden met o.a. Gesien Ebbinge (als weduwe Hartgers) in 1754 genoemd bij de erfgenamen van Abeltien Ebbinge wanneer zij haar nagelaten goederen verkopen (aangifte vrijwillige verkopen). Echter Barteld Ebbinge zou ook kunnen zijn genoemd vanwege zijn vrouw Alina Ebbinge.
Hindrik Ebbinge trouwt in 1753 met Margaretha Wolters, dochter van Roelof Wolters en Marchien Willems, zie 139 en eerder getrouwd met Hindrik Berniers, zie 124.
Hindrik Ebbinge wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1754 en 1764 met resp. 3 en 2 paarden. Hij overlijdt begin 1774 en vervolgens wordt zijn weduwe in het Haardstedenregister vermeld, in 1774 ook met nering. Bij de Gewapende Burgermacht 1997 als Margaritien Wolthers, 76 jaar, weduwe, met zoon Roelof Ebbinge, gehuwd met 2 kinderen. Roelof Ebbinge is ook bewoner in 1807 en is dan eigenaar met A(ldert) Luinge en Jan Hindriks Bakker, die resp. getrouwd zijn met zijn zusters Jantien en Margien Ebbinge, zie resp. 66 en 68.
Roelof Ebbinge trouwt in 1795 met Annechien Buiting, geboren in Westdorp bij Borger. Hij overlijdt in 1815. In 1820 verkopen zijn kinderen onroerende goederen, vermoedelijk dit huis aan mogelijk Hendrik Koops, die ook wordt vermeld in de akte. In 1832 is Hindrik Mensing eigenaar, zoon van Harmannus Mensing en Hillechien Ebbinge, zie 106. Hij woont hier al in 1825 met echtgenote Roelfien Harms Freriks en kinderen.
In 1742 woont Maria Bartels in een huis, dat in het Register van Nieuwe Huizen wordt omschreven als "van de afgebroken schuire van nieuweren getimmert sonder steen". Zij is in 1695 getrouwd met Hindrik Willems, maar wordt meestal vermeld onder haar eigen naam. In 1710 hertrouwt zij met Geert Arends. In huis 131 woont in 1742 de weduwe van een andere Geert Arends.
In 1747 verkopen de erfgenamen, zijnde de diaconie en Jannes Lamberts namens zijn echtgenote het huis voor 90 gld. aan de noorder buurman Hindrik Geerts. Het huis grenst ten oosten aan de Westerweg (nu Groningerweg), ten zuiden aan Roelef Lunsche, zie 118, ten westen aan Grietien Ebbinge en ten noorden aan de aankoper.
In 1754 is nog een mogelijke bewoner aan te wijzen, namelijk Geert Jansen, daarna is het huis vermoedelijk niet meer bewoond.
Het huis kadastraal sectie E110, in 1832 eigendom van Gerrit Kok en gelegen ten westen van huis 129 aan de Hoppekampweg noordzijde is nog niet aanwezig op de overzichtskaart van het kadaster van 1818. Ook komt huisnummer 129a nog niet voor bij de volkstelling van 1925, echter wel in 1848. Dan wordt het huis bewoond door de schoenmaker Schelto Lesterhuis met zijn gezin.
Hindrik Geerts wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1742 en 1754 en is eigenaar van een na 1646 gebouwd huis. Hij trouwt in 1724 met Jantien Joosten, dochter van Joost Swiers, zie 46. In 1747 koopt hij het huis van zijn zuider buurvrouw Maria Bartels, zie hiervoor en blijkt hij ten westen van de Westerweg te wonen. Hij overlijdt in 1756. Nadat Jantien Joostens in 1761 is overleden, wordt het huis in 1762 door de erfgenamen verkocht aan Hindrik Mensink en echtgenote Elina van Hagen, daarnaast worden verschillende landerijen los verkocht. Ook de erfgenamen van Jantien Joosten verkopen dan enkele landerijen.
Hierna is het huis bewoond door verschillende personen, vermoedelijk in 1764 Harm Alberts, in 1774 Marten Harms, in 1784 Roelof Luigijs, zie 124* en in 1794 Albert Jans.
Harm Alberts is vermoedelijk Harm Alberts, in 1761 getrouwd met Jantje Berends. Zoon Berend draagt de naam Bathoorn, zie 58.
Marten Harms Bijmholt is een zoon van Harm Hindriks Bijmholt en Jeichje Martens, zie 143. Hij trouwt in 1773 met Janna Engberts, dochter van Engbert Willems en Willemtien Jans, zie 100. In 1782 hertrouwt hij met Sientje Lugies, dochter van Luigien Martens en Jantien Lamberts, zie 144. In 1784 woont hij in het huis van zijn schoonvader, zie aldaar.
Albert Jans is mogelijk Albert Jans Talens, zoon van Jan Arends Talens en Hillechien Alberts, zie 113. Hij trouwt in 1790 met Hinderkien Harms uit Langelo en in 1809 met Roelfje Jans Alfing, zuster van Gerrit Jans Alfing op 128. In 1797 woont hij vermoedelijk in huis 74.
In 1797 woont Gerard Willems (Arkies) in het huis, arbeider, 27 jaar en gehuwd. Hij is een zoon van Willem Engberts en Jantien Berends, zie bij 100 en is getrouwd met Lammegien Jans Staal, dochter van Jan Floris Staal en Aafien Garbrands, zie 132. Hij woont hier ook in 1807 met 3 kinderen en met als eigenares van het huis Hilligje Ebbinge, weduwe H. Mensing.
In 1813 woont Gerard Willems Arkies op nummer 60 en wordt dit huis bewoond door broer Jan Willems Arkies en vader Willem Engbers Arkies.
In 1832 is Hindrik Mensing eigenaar van het huis aan de westzijde van de Groningerweg, zie hiervoor. Echter in 1825 woont Gerrit Roelofs Kok, in 1815 getrouwd met zuster Elina Mensing op nummer 130.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen woont wed. Geert Arends in 1742 in een huis waarvan al in 1646 wordt vermeld dat het huis van Harmen Allerts eigendom was geworden van Geert Roelofs.
In het Haardstedenregister van 1672 wordt Harmen Albers vermeld als timmerman, aangeslagen voor twee paarden.
Het Haardstedenregister van 1742 vermeldt Geert Arens, kuiper, aangeslagen voor twee paarden. Bedoeld zal zijn Arent Geerts. Vanaf 1745 woont Arent Geerts in huis 119.
In 1754 wordt geen bewoner vermeld, in 1764 wordt vermeld Geert Arents wed., het huis ledig.
Geert Arents trouwt in 1704 met Aaltien Roelofs. Hij overlijdt in 1721, waarbij zoon Arent Geerts betaalt voor het laken. Deze Arent Geerts trouwt in 1739 met Margien Willems, zie verder bij huis 119.
Uit de gegevens van de daar beschreven rechtszaak blijkt dat Aaltien Roelofs in 1773 is overleden. Hoe het huis daarna in handen van andere eigenaren is overgegaan is niet bekend.
In 1774 en 1784 wordt Claas Alberts vermeld als bewoner met vrijstelling van het Haardstedengeld. Daarvoor woonde hij in huis 28 en in 1794 in huis 31, zie aldaar.
Jan Thijs is de bewoner in 1794, bij de Gewapende Burgermacht 1797 als arbeider, 47 jaar, gehuwd met 4 kinderen.
Jan Thijs Brink is geboren in 1750 in Steenbergen, Roden als zoon van Thijs Stevens en Jantien Willems. Hij trouwt in 1779 met Geesien Willems, dochter van Willem Jansen en Lammechien Hindriks, zie 30. Een broer is Steven Thijs Brink, die in 1774 en 1784 in huis 28 woont, waar eerder Claas Alberts woonde, zie hierboven. Jan Thijs Brink overlijdt in 1799.
Kinderen:
- Tijs Jans Brink woont in 1807 mogelijk
als Teis Jans in huis 105. Hij is in 1803 getrouwd met de veel oudere
Lammegien Jurriens, dochter van Jurrien Berends en Aaltien Jans, zie 135. In
1813 wonen zij in huis 47 en in 1825 wonen zij in bij Albert Luinge, huis 98.
- Willem Jans Brink trouwt in 1805 met Wibbegien Jans Oosting, dochter van Jan Reinders Oosting en Hillechien
Hindriks. Willem Jans woont in 1807 mogelijk in huis 123, vermeld als arbeider
met een kind. Hij is overleden voor de doop van dochter Willemtje in 1811.
-
Jantien Jans Brink overlijdt in 1809 op 22-jarige leeftijd.
- Hindrik Jans
Brink vermoedelijk jong overleden.
In 1813 woont nog steeds of weer in hetzelfde huis Geesje, wed. Jan Teijs Brink en Wubbegje, wed. Willems Jans Keizer, vermoedelijk identiek met zoon Willem Jans Brink. Wibbegien hertrouwt in 1821 met Jan Luigies Kregel, weduwnaar van Annechien Jans Eilders, zie 145.
In 1804 wonen Hindrik Jans Kregel en de weduwe van Geert Jans Kregel in het huis. De laatste woont ook in 1807 nog in het huis met een inwonend kind. Eigenares van het huis is dan Trientien Ebbinge, weduwe van Koenraad Barelds, zie 101.
In 1832 is haar dochter Janna Barelds Bakker, weduwe van Luink Luinge eigenares.
Het Register van Nieuwe Huizen 1742 vermeldt als eigenaar in 1646 Wolter Jansen, met in 1742 als eigenaar Floris Staal. De schuur of de grondbelasting daarvan is overgegaan naar huis 133, dat gelegen is aan de weg tegenover het huis richting de es.
In 1672 worden na elkaar vermeld Jan Wolters en Jacob Wolters, ieder met twee paarden en in 1691-1694 Boele Jacobs ook met 2 paarden, mogelijk zoons en kleinzoons van Wolter Jansen.
Wolter Jansen is getrouwd met een dochter van Jacob Land, zie 134. In 1653 eisen Wolter Jansen en Henrick Roelofs wegens hun vrouwen, dochters van wijlen Jacob Lant te Peize hun aandeel in de erfenis van hun ouders, wijlen Jacob Lant en wijlen zijn huisvrouw.
Jacob Wolters trouwt in 1656 (afkondiging in Groningen) met Lammetje Boelens.
Kinderen:
- Boele Jacobs wordt het Haardstedenregister van 1691-1695
vermeld met 1 of 2 paarden.
- Wolter Jacobs wordt in 1697 begraven, waarbij
Hillebrant Jacobs betaalt voor het laken.
- Hillebrant Jacobs trouwt in 1696
met Annichjen Peters. In 1711 erven Boele Jacobs en een zoon van zijn broer in
Groningen
ieder 150 gld. van Hillebrant Jacobs.
- Willemtien Jacobs trouwt ook in 1696
met Allert Jansen. Er worden kinderen gedoopt in Groningen, die waarschijnlijk
jong zijn overleden, want in 1706 erven Boele Jacobs cs. van hun zuster
Willemtien Jacobs te Groningen.
Floris Staal wordt met 2 paarden vermeld in het Haardstedenregister van 1742, 1754 en 1764. Hij trouwt in 1719 met Lammechien Boelens, vermoedelijk een dochter van Boele Jacobs. hij komt ook voor als Floris Jans Staal.
Floris Staal hertrouwt in 1731 met Jantien Marissen, waarbij aan de Etstoel toestemming wordt gevraagd voor een eenkindscontract met de mombers over de kinderen uit het eerste huwelijk. Er is alleen een zoon Jan uit het eerste huwelijk bekend.
In 1750 draagt Jan Floris, zoon uit het eerste huwelijk, aan zijn vader Floris Staal over wat hij heeft geërfd van zijn moeder, om door hem zijn leven lang verzorgd te worden. Dit gebeurt meestal indien de overdragende partij niet meer in staat is voor zich zelf te zorgen, maar hier zal een rol hebben gespeeld dat de vader hierdoor zekerheid verkreeg dat bij voortijdig overlijden van de zoon het goed niet in andere handen over zou gaan.
Jan Floris Staal trouwt in 1759 met Aafien Garbrands, dochter van Garbrand Pieters en Hidsche Hillebrands, zie 116.
Jan Floris wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1774, in 1784 en 1794 zijn weduwe. De familenaam Staal wordt dan in het Haardstedenregister niet meer gebruikt en duikt pas weer op bij de naamsaanneming in 1813.
Zoon Floris Jans Staal trouwt in 1804 in Roderwolde met Jantien Geerts (Oosterhuis), dochter van Geert Hinderikus en Roelfien Hendriks en gaat daar ook wonen. Jantien is geboren in Yde, Vries, maar haar ouders hebben daarvoor ook in Eelde (Paterswolde en Eelderwolde) gewoond en later mogelijk in Roderwolde.
Zoon Garbrand Jans Staal blijft in het huis wonen, zie hieronder.
Dochter Lammegien Jans Staal trouwt in 1798 met Gerard Willems Arkies, zoon van Willem Engberts Arkies en Jantien Berends, zie huis 100. Zij wonen eerst in huis 130 en later in huis 60.
Zoon Hilbrand Jans Staal trouwt in 1803 met Dina Takens, geboren in Haren als dochter van Jannes Takens en Trientje Jans Woldring. Zij wonen eerst in huis 134 en later in huis 128.
Garbrand Jans Staal wordt vermeld bij de Gewapende Burgermacht 1797 als boer, 35 jaar, gehuwd met een kind, in het Haardstedenregister van 1804 met 2 paarden en in 1807 als weduwnaar met 2 kinderen en 2 werkboden en is dan ook eigenaar.
Hij trouwt in 1796 met Jantien Eitens, dochter van Eite Roelofs en Grietje Alberts, zie 138. Jantien overlijdt in 1805. In 1813 hertrouwt Garbrand Jans Staal met Roelfien Nicolaas, geboren in Steenbergen, Roden als dochter van Niklaas Jans en Fennechien Harms. Zij is dan weduwe van Hindrik Willems Kruims. Garbrand overlijdt nog in hetzelfde jaar en Roelfien Nicolaas hertrouwt in 1815 met Roelf Lammerts Buning, geboren in Zeijen, Vries en eerder in Norg getrouwd met Aaltien Hendriks. In 1825 is Roelf Lammerts Buning ook hoofdbewoner met in 1832 als eigenaar van het huis Jan Garbrands Staal.
Jan Garbrands Staal is in 1813 vermoedelijk de enige nog levende van 5 kinderen van Garbrand Jans Staal en Jantien Eitens. Hij trouwt in 1833 met Jeigien Luinge, dochter van Jan Luinge en Jeddina Gelmers, zie 121.
[Oosterweg 7, foto’s in Drents Fotoarchief uit 1963 met o.a. foto MZ12004150116 met muuranker van 1667]
Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 is Luigien Jansen meier van Bareld Conraads weduwe, in 1745 wordt Reiner Jansen genoemd als meier, waarbij wordt vermeld dat het huis overeenkomt met de schuur van Wolter Jansen in 1646 (huis 132). Het kan zijn dat het inderdaad de verbouwde schuur betreft van huis 132 in 1646. Ook mogelijk is dat de grondbelasting over de schuur van huis 132 is overgegaan naar dit huis.
In het Haardstedenregister 1742 lijkt het huis eerst te worden overgeslagen, maar wordt na Jurrien Berents, zie 135, de weduwe van Luigien Jansen vermeld met vrijstelling van het Haardstedengeld. Reinder Jansen woont in 1754 vermoedelijk in huis 126.
In 1744 erven de kinderen van Luigien Jans, die worden ondersteund door de diaconie, van Annegien Jans. Ook zijn er inkomsten uit een plaats te Donderen. Een zoon is mogelijk Luigien Jans Kregel, omstreeks 1738 getrouwd met Marchien Fridsigers, zie 28.
In 1763 dragen Frerik Gelmers en vrouw Margijn Barelts aan hun zoon de Ette Barelt Gelmers en vrouw Jeigijn Lunsche een halve plaats over, bewoond door Wessel Jans, die zij in 1741 van hun moeder Jantijn Ebbinge, weduwe Barelt Conraats hadden gekregen.
Wessel Jans wordt in 1754 vermeld in het Haardstedenregister als stoeldraaier na Floris Staal, in 1764 en 1774 met zijn zoon. In 1742 woonde Wessel Jans in huis 55 of 56. Van 1784 tot 1804 wordt Joest Wessels vermeld, eveneens als stoeldraaier. In 1797 is hij 65 jaar met een kind.
Wessel Jans trouwt in 1727 met Gesien Joosten, dochter van de schoenmaker Joost Swiers en Roelfien Jansen, zie 46.
Kinderen:
- Roeltien Wessels trouwt in 1770 met
vermoedelijk haar neef Hindrik Harms, zoon van Harmen Berends en Lammechien
Joosten, weduwnaar van Jantien Barelds, zie 12.
- Joost Wessels trouwt omstreeks 1780
met Hillegien Geerts. Dochter Gesien wordt gedoopt in 1783. Joost Wessels woont
in 1813 in huis 82 en overlijdt in 1815.
- Jan Wessels trouwt in 1756 in
Niezijl (afkondiging) met Geeske Louwes. De kinderen zijn meest geboren in
Roderwolde. Alleen dochter Gesien Wessels woont later in Peize. Zij trouwt in
1800 met Jan Jans Huiberts en in 1810 met Klaas Kruims, zie 86 en 82. In 1809
betaalt zij voor het laken over haar vader Jan Wessels, die in Peize wordt
begraven.
In 1807 is Willem Willems met 2 inwonende kinderen de bewoner, met Roelof Gelmers als eigenaar van het huis. Dit is Willem Willems Arkies, zoon van Willem Engberts en Jantien Engberts, zie 100. Hij trouwt in 1798 met Hindrikjen Everts, dochter van Evert Jacobs en Zwaantje Jans, zie 109.
In 1813 wonen zowel Hindrik Jans Kregel als Jan Klazens Sinkgraven op nummer 133. In 1832 is het huis eigendom van de erven van Roelof Gelmers.
Jacob Land wordt in de Grondschatting van Peize van 1630 vermeld met een vol
erf. Er zijn 8 inwonende personen.
In de Grondschatting 1646 wordt Jacob Land
vermeld met een vol waar en nog 1/4 waardeel, het bezit is dan ongeveer twee
keer de waarde van een vol erf. In het Register van Nieuwe Huizen 1742 is
Barteld Bavinge de opvolger van Jacob Lant. Het betreft vermoedelijk het huis
dat in 1813 huisnummer 134 heeft.
Bij de Grondschatting 1654 is de vermelding:
Jacob Landt nu desen
arfgenaemen is verdielt op naevolgende personen (zoons of kinderen van reeds
overleden zoons):
Barelt Landt, sijn gedielte is hier voor bij sijn Naem
gestelt (zie f. 470).
Bartelt Landt, 1/5 part van 1 1/4 waer en (1/5 van) 1/3
part van 1/4 waer, 3/5 parten van het huijs caemer en schuire.
Noch van
Ebbinck Lant 3/4 madt (...) Ebbinck Landt (waardeel als boven).
Luijtjen en
Aeltjen Landt, (waardeel als boven), 1/5 part van huijs, caemer en schuijre (zij
zijn vermoedelijk kinderen van Jan Land, die dan al is overleden).
Jan Jacobs
(waardeel als boven), 1/5 part van huijs, caemer en schuire (vermoedelijk
identiek met dr. Johan Land te Groningen, zoon van Jacob (Jacobs) Land, in 1666
is er een proces over zijn erfenis).
Ebbinck Landt is chirurgijn in Groningen. Barelt Landt woont in 1654 huis 81,
waar in 1742 Jan Ebbinge woont. Bartelt Landt woont in 1654 in dit huis, evenals
vermoedelijk zijn oomzeggers Luijtjen en Aeltjen Land. Daarnaast zijn er twee
dochters van Jacob Land die al afgekocht zijn. In 1653 eisen Wolter Jansen en
Henrick (of Hemmerik) Roelofs wegens hun vrouwen, dochters van wijlen Jacob Lant
te Peize hun aandeel in de erfenis van hun ouders, wijlen Jacob Lant en wijlen
zijn huisvrouw. Verweerders zijn Bartelt Lant, Barelt Lant en Ebbinge Lant en de
kinderen van hun overleden twee broers. Het verweer is dat de één al zou zijn
afgeboedeld en de ander al enige afkooppenningen zou hebben ontvangen.
Het Haardstedenregister van 1672 vermeldt Luitien Landt en Bartolt Landt, ieder
met 2 paarden. In de periode 1691-1695 zijn dit resp. Luitien Landt met 2
paarden en wed. Bartolt Landt aangeslagen voor 1 paard. In 1712 erven Luitien
Land en de weduwe van Jan Heines van Roelof Hemmeriks. In 1721 betaalt Barelt
Heijnens voor het laken over Luichien Lant.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen woont Barteld Bavinge in 1742 in een huis dat in 1646 eigendom was van Jacob Land. In het Haardstedenregister wordt hij in 1742 vermeld met 2 paarden, in 1754 wordt hij aangeslagen voor 1 paard.
Bartelt Bavinge is een zoon van Frerik Bavinge en Aaltien Luinge, zie 142. Mogelijk was zijn grootvader Doe Bavinge getrouwd met een dochter van Bartelt Land. Hij trouwt in 1727 met Trijntien Ebbinge, dochter van Bartelt Ebbinge en Hillechien Willems, zie 81. Trijntien Ebbinge en Bartelt Bavinge overlijden resp. in 1757 en 1762 zonder kinderen na te laten.
Op 28-10-1757 verkopen Bartelt Bavinge enerzijds en de erfgenamen van Trijntien Ebbinge anderzijds een huis in het Noordeinde van Peize aan Barelt Roelfs en vrouw Jantien Luinge, grenzend ten oosten aan de Oosterweg, ten zuiden aan Juffrouw Willinge en vrouw Verhaegen, ten westen de steeg en ten noorden Jan Freriks.
In 1757 betaalt Zacharias Wigbolts 12 gld. 7 st. 8 p. als 40ste penning waarvoor hij op de mijninge van 1757 van Bartelt Bavinge huis en hof had getrokken. De post daarvoor vermeldt dat Barelt Roelofs 12 gld. 3 st., zijnde de 40ste van 486 gld heeft betaald waarvoor hij huis en hof te Peize van Zacharias Wigbolts op de groote Garst (Grootegast) in 1757 uit de hand heeft gekocht.
Zacharias Wigbolts (Hazenberg) en Barelt Roelfs trouwen in 1757 met resp. Roelfien en Jantien Luinge, dochters van de schoolmeester Wolter Luinge en Grietje Schuiringe, zie 83. Zacharias Wigbolts verkocht het huis dus door aan zijn zwager Barelt Roelfs, zoon van Roelef Barelts en Jantien, zie 50.
Barelt Roelfs wordt vermeld als timmerman in 1764 en 1774. In 1774 wordt hij aangeslagen als keuter, in 1784 zijn weduwe, die in 1797 wordt vermeld als Jantien Luinge, 69 jaar, boerin en weduwe. Barelt Roelfs overlijdt in 1790 kinderloos. Zijn weduwe krijgt de lijftucht. De erfgenamen zijn Eite Roelfs, Roelf Willems namens zijn kinderen, Hindrik Roelfs, Roelf Pieters en Taake Pieters (te Groningen). Vanwege de "grootheid van de houdnegotie in Groningerland" kan nog geen inventaris worden gegeven.
In 1802 verkopen Jantien Luinge, weduwe Barelt Roelfs en Roelof Eitens een behuizing in het noordeinde van Peize en verschillende landerijen alsmede kerkgraven aan Berend Ensink voor 3000 gld. Voor Berend Ensing zie 75.
In 1804 wordt Hilbrant Jans vermeld als keuter, in 1807 met een kind en met Berend Ensing als eigenaar van het huis. In 1813 wordt hij vermeld als Hilbrant Jans Staal. In 1825 woont hij in huis 128, waarvan hij in 1832 ook als eigenaar wordt vermeld.
Hilbrand Jans Staal is een zoon van Jan Floris Staal en Aafien Garbrands, zie 132. Hij trouwt 1803 met Dina Takens uit Haren, dochter van Jannes Talens en Trientje Jans Woldring.
In 1825 woont Geert Berends Ensing in het huis, die in 1832 ook eigenaar is.
Het huis is gelegen aan het Noordsepad, waar dit afbuigt in westelijke richting.
In het Register van Nieuwe Huizen 1742 wordt weduwe Berend Jurriens vermeld als bewoonster en eigenares. Het betreft een nieuw huis, d.w.z. gebouwd na 1646. Echter bij de herziening in 1745 wordt zoon Jurrien Berends vermeld als eigenaar/bewoner en wordt het huis gekoppeld aan het huis dat in 1646 wordt bewoond door Jacob kuiper, meier van jr. B. de Coninck (Huis te Peize, zie 84). In de Grondschatting 1654 is de vermelding: "Jacob Cuijper meijer van Jonr Bartholomaeus de Koninck, vercoft an meester Ebbinck Landt, huijsjen, hoppelandt op verweijgeringe ongemeten nu gemeten groot sijnde ...".
Berend Jurriens wordt in 1737 begraven, waarbij zoon Jurrien betalat voor het laken en zijn weduwe een gift betaalt voor de armen. Haar naam wordt echter niet genoemd.
In het Haardstedenregister van 1691-1694 wordt Berend Jurriens vermeld als schoenmaker. In het Haardstedenregister van 1742 wordt als hoofdbewoner Jurrien Berends vermeld met 2 paarden. Hij heeft blijkbaar niet het beroep van zijn vader overgenomen en is alleen boer. Hij wordt vervolgens genoemd in 1754, 1764 en 1774, in 1784 en 1794 de erven van Jurrien Berends.
Behalve Jurrien Berends is er mogelijk nog een zoon Willem Berends, waarvan de kinderen in 1742 vermoedelijk huis 119 bezitten. Jurrien Berends is in 1756 hoofdmomber over de kinderen van dochter IJda Willems en Hindrik Geerts Timmer.
Jurrien Berends trouwt in 1745 met Aaltien Jans, dochter van Jan Engberts en Lammechien Barelds, zie 27.
In 1797 wonen in het huis Jan Jurriens, 38 jaar, boer, Lammigje Jurriens, 50 jaar en Aoltien Jurriens, 33 jaar, allen ongehuwd. In 1804 wordt Jan Jurriens vermeld met 2 paarden, in 1807 Jan Jurriens en een werkbode, eigenaren Jan Jurriens en zuster, in 1813 Jan Jurriens, die ook als eigenaar wordt vermeld in 1832. Jan Jurriens overlijdt ongehuwd in 1851.
Lammegien Jurriens trouwt in 1803 met Tijs Jans Brink, zoon van Thijs Jans Brink en Geesien Willems, zie 115, zie ook bij 11.
Daarnaast is er nog een dochter Annegien Jurriens, die in 1823 ongehuwd overlijdt.
Dochter Margien Jurriens woont in 1797 in huis 11 als arbeidster, 40 jaar, ongehuwd, tevens eigenares van het huis en trouwt in 1803 met Hindrik Jans Schuurman, weduwnaar van Egbertien Roelofs, zoon van Jan Hindriks Schuurman en Margien Engberts, zie 148.
Bij zijn overlijden in 1851 heeft Jan Jurriens alleen neven en nichten. Hij heeft bij testament tot zijn enige erfgenamen benoemd het echtpaar Hindrik Kosters en Gezina Anna van Diepenbrug, die dan al bij hem in huis wonen.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 is Jan Freriks dan eigenaar van een huis dat in 1646 eigendom was van Berent Willems (of Willens).
De Grondschatting/Impost op het gemaal 1630 vermeldt na elkaar Willem Willems en olde Willem Willems, ieder met een vol erf en resp. met 4 en 8 inwonende personen. De eerste heeft vermoedelijk in dit huis gewoond.
In de Grondschatting van 1646 wordt jonge Willem Willems vermeld met 3/4 waardeel, maar een tamelijk groot huis en de waarde van de goederen ruim de waarde van een vol erf. In 1654 zijn de goederen eigendom van zijn erfgenamen, met als eerste vermeld Berent Willems, het huis tegenwoordig leeg staande, (de grondschatting van) de schuur is versmolten in Hindrik Willems nieuwe huis (zie 137). Ook Griete Willems, die dan een kamer huurt bij Jan Hiddinge is een erfgenamen.
Het Haardstedenregister 1672 vermeldt Annetien, weduwe van Berent Willems met 3 paarden. In 1691 en 1692 de erfgenamen van Berent Willems met een vol erf, in 1693 Willem Willem Berens met 2 paarden en in 1695 Willem Willems met 2 paarden.
Behalve Willems Willems is nog een zoon van Berent Willent Willems en Annetien: Hindrik Willems, in 1695 getrouwd met Maria Bartels, zie 129*. Zij hertrouwt in 1710 met Geert Arens. Willem Willems is hoofdmomber over dochter Annichje uit het eerste huwelijk. Er is ook een zoon Berend die in 1706 overlijdt.
Willem Willems trouwt in 1688 met Grietien Ebbinge. Zij overlijden resp. in 1720 en 1760, waarbij Jan Freriks betaalt voor het laken over zijn schoonmoeder Grietien Ebbinge. Dochter Berentien Willems trouwt in 1722 met Jan Freriks, zoon van Frerik Jansen en Albertien Besuin, zie 85.
Jan Freriks wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1742 en 1754 met 3 paarden, in 1764 en 1774 met 2 paarden, in 1784 opgevolgd door Willem en Harm Jans, ook met 2 paarden, daarna Harm Jans Freriks alleen met 2 paarden.
Kinderen van Jan Freriks en Berentien Willems:
- Frerik Jans trouwt in
1751 met Grietien Jans, dochter van Jan Jans Gerrits en Jantien Roelfs, zie 48.
Zij wonen in Foxwolde. In 1771 hertrouwt Frerik Jans met Jantje Lucas Siegers
uit Paterswolde.
- Albertien Jans Freriks trouwt in 1755 met Hindrik Alberts
Bakker, zie 68.
- Willem Jans Freriks overlijdt in 1794 ongehuwd. Kort
daarvoor in 1793 heeft broer Harm zijn goederen gekocht voor 1400 gld.
-
Berend Jans trouwt omstreeks 1760 vermoedelijk in Roden met Jantien Knellis,
dochter van Cornelis Conraats en Geertien Fokkens te Leutingewolde. Zij wonen in
Leutingewolde. Hun kinderen noemen zich later Woldhuis.
- Harm Jans Freriks
zie hierna.
Harm Jans Freriks is in 1797 53 jaar, boer, geiuwd met 5 kinderen. In 1807 zijn er 6 inwonende kinderen en is hij ook eigenaar. In 1813 woont Annigje, weduwe Harm Jans Freerks in het huis.
Harm Jans Freriks trouwt omstreeks 1785 met Annegien Harms Baving, dochter van Harm Klaasen en Roelfien Baving, zie 142. In 1815 hertrouwt zij met Pieter Jans Wilkens, zoon van Jan Pieters en Oegien Luinge, zie 154. In 1825 is hij hoofdbewoner. Uit het eerste huwelijk zijn 7 kinderen geboren.
In het Haardstedenregister van 1742 wordt Albert Jansen vermeld met cedul, dus zonder aanslag, daarna van 1754-1774 aangeslagen als keuter. Volgens het register van Nieuwe Huizen was het huis in 1646 eigendom van Hindrik Willems, in 1742 van weduwe Willinge met als meier Albert Jansen. Hindrikje, weduwe van Hindrik Willems wordt in het Haardstedenregister van 1672 en 1691-1694 vermeld als bewoonster.
In 1767 verkopen de erfgenamen van de heer vaandrig L. Willinge en juffr. Johanna Wolthers o.a. een "behuising op het Eilandt so door Albert Jans als meier wordt bewoond en gebruikt met de hof en Bosch ten zuiden en westen an de behuisinge gelegen" aan juffr. Johanna Hemsink, weduwe van de heer L. Baving.
In 1782 verkopen C. Bisschop en echtgenote G.A. Bavinge te Leeuwarden, zie 151, verschillende goederen, waaronder een behuizing op het Eiland gelegen, grenzend ten oosten aan Jan Freriks erfgenamen, zie 136, ten zuiden aan Jurrien Berents kinderen, zie 135, Barelt Roelfs, zie 134 en Jan Freriks erfgenamen, ten westen aan de weg en ten noorden aan de Eilandssteeg. De nieuwe eigenaren zijn schulte Jan Willinge en zijn echtgenote H.J. Rijpma, zie 96.
Albert Jans trouwt in 1735 met Hinderkien Jans.
Zoon Jan Alberts neemt in 1813 de familienaam Eilander aan, blijkbaar afgeleid van de benaming het Eiland voor deze plek. Hij trouwt in 1776 met Tallegje Staats uit Eelde. Zij kopen in 1789 huis 50 aan de Oude Velddijk van o.a. Barelt Roelfs, die hun buurman is, zie hierboven.
Dochters zijn Hillechien Alberts, in 1762 getrouwd met Jan Arends Talens, zie 113 en Harmtien Alberts, in 1775 getrouwd met Bareld Derks Dekker, zie 19.
In 1784 woont Jan Roelfs mogelijk in dit huis.
Vanaf 1794 is Hindrik Lucas, in 1813 als Hindrik Lucas Nijenhuis, later meestal als Nienhuis de bewoner. Hij is geboren in Eelde en trouwt in 1789 met Abeltien Gerbens, ook wel Germs genoemd en geboren in Leek.
Zoon Lucas Nienhuis trouwt in 1812 met Akke Hendriks Koenes, geboren in Leek.
Het huis dat in 1807 nog eigendom is van de weduwe van J. Willinge, is in 1832 eigendom van Geert Jans Stroetinga, hoewel deze al in 1824 is overleden. Hij is een zoon van Jan Jannes Stroetinga en Wemeltien Engberts, zie 60 en 17 en trouwt in 1812 met Jantien Kruims, dochter van Jan Kruims en Geesien Reinders Suurd, zie 103. Jantien Kruims woont in 1850 met zoon Jan Stroetinga en tweede echtgenoot Hindrik Jans Lamberts in huis nr. 137.